dinsdag 24 november 2015

Waar is de ziel in onze samenleving?

Ik las zojuist een prachtig stuk uit Taylors' "Een seculiere tijd". Hij schrijft dat de overheersing van de instrumentele rede een dreiging voor ons betekent. Velen zijn optimistisch, anderen ronduit pessimistisch over de techniek. Taylor signaleert: "Ik geloof dat de opvatting van de technologische samenleving als een soort ijzeren noodlot niet te handhaven is. Daarbij wordt te veel gesimplificeerd en wordt het wezenlijke vergeten.” 

Hoe sterk is onze samenleving nog en welke kracht hebben we nog gemeenschappelijk? We weten alles, maar kunnen niets. De macht van de techniek is zo sterk geworden, dat de ziel van de samenleving verdwenen is. 

De pen een machtig wapen – n.a.v. Rosseels’ ‘Ik was een christen’


De pen een machtig wapen! Dat ontdekte ik weer des te meer toen ik het boek van Vlaamse schrijfster Maria Rosseels ‘Ik was een christen’ las. (Gebruikte editie: uitgave van Kampen, Kok: 2003 (1e druk 1957). De hoofdpersoon, Alexander Marcus Aurelius, leeft in het tijdperk van de eerste christelijke keizers. Hij is het die Julianus de Afvallige doodt, maar tijdens de invloed van Theodosius ontdekt dat zijn geloof zo dun is als een vliesje.
Het boek dat al in 1958 geschreven is, is het zeker een stem geweest voor de vele katholieken in Vlaanderen die moeite hebben met de macht van de kerk en de vele dogma’s en rituelen. Ik geloof vast en zeker dat door het lezen van dit boek mensen zich herkend hebben in hun afkeer van het geloof, dat volgens Rosseels slechts voor domme en onzekere mensen is. Ik citeer:
Ook ik was veranderd. Ik kon geen keizer dienen die in de ongelovige zijn doodsvijand zag, die zich op Gods rechtvaardigheid beriep om de ketters te straffen. De zekerheid van Theodosius ergerde mij….  Ik geloofde niet langer Gods wil te hebben volbracht door Julianus te doden. Ik had dat voor eigen rekening gedaan.”(377)
Hij vervolgt nog scherper door te stellen dat gelovigen dom en onzeker zijn.
                “Hoe ver was ik toen al verwijderd van alles waarin ik als kind had geloofd! De twijfel had het geloof aangevreten, zo diep zelfs dat het had opgehouden pijn te doen. Ik hij met de twijfel verzoend. Ik begon minachtend neer te zien op ieder die kritiekloos de opinies van een ander overneemt; mijn persoonlijke onzekerheid beschouwde ik als een blijk van intelligentie. Alleen een dom mens wil duidelijk afgebakende waarheden kennen, zei ik; en op iedere vraag verwacht hij een onaanvechtbaar antwoord. De verstandige is er zich van bewust dat hij niets kent, niets weet, wellicht nooit zal weten.” (377)

Laten we eens kijken naar zijn jeugd. Als het over zijn jeugd gaat, is hij door zijn grootmoeder geindoctrineerd. Zij leerde hem leven voor het geloof in Christus en de hoop op een verre toekomst.
Maar ik was geen man. Niet in de betekenis die vader en Angelo aan dat woord hechtten. Steeds dichter groeide ik naar de wereld van grootmoeder toe, een wereld waarin men het heden negeerde en uitsluitend leefde voor het geluk van een verre toekomst. Een begrensde wereld was het: grootmoeder, moeder, Anicia, Sabina, Tara en ik – een wereld van biddende vrouwen en een knaap.” (Rosseels, 2003: 51)
Ook het geloof in het hiernamaals wordt kritisch bekeken. In een gesprek tussen Alexander en zijn vader blijkt het ongeloof van vader hem in eerste instantie te shockeren, en het zal de twijfelende lezer zeker intimideren:
Het is even moeilijk om te geloven dat jouw God van alle eeuwigheid heeft bestaan, mijn jongen. Jij gelooft het, en noemt het een mysterie. Ik geloof in de cirkel, en noem het een mysterie. Het ene is niet wanhopiger dan het andere. Of is jouw geloof niet in de allereerste plaats gebaseerd op angst voor de hel? … en de hemel der christenen! Is hij geen fata morgana, zoals de vissers van Rhegium die soms zien, of de karavaanleiders in de Libische woestijn? Zij houden de ogen gericht op het lokkende paradijs, en voelen de hitte niet meer, noch de dorst, noch de vermoeienis. Maar het is slechts een luchtspiegeling, en als men ter plaatse komt, is het paradijs verdwenen.” (88).
Als Julianus niet de christelijke keizer blijkt die Alexander verwachtte, volgt er een heftig gesprek, waarin de gelovige Alexander met open mond luistert naar de wijze taal van Julianus:
“Ik aanbid geen valse goden, Alexander, Ik aanbid een levende god die ver boven ons troont, en die wij alleen kennen door de krachten die van hem uitgaan: het licht, de wind, de storm, het leven dat in ons is. En ik kniel niet voor een stenen beeld, maar voor wat het beeld vertegenwoordigt. Als jij het hoofd buigt voor het kruis van de Galileeër, dan aanbid je niet het kruis, maar de God die volgens jouw geloof, achter het symbool, een werkelijkheid is.” (pg 138).
Rosseels lijkt ook een duidelijke verklaring te kunnen geven voor de theologische verschillen tussen christendom en heidendom, met name de aanbidding van Mithras. Omdat de geschiedkundige gegevens heel nauwkeurig worden uitgelegd en verklaard, lijkt ook de uitleg van het geloof een prima verklaring te geven, waar een onvoldoende onderwezen christen gemakkelijk onder de indruk komt van de waarheid.
de vergissing was ook begrijpelijk. Zoals het christendom, was het mithraïsme uit het Oosten gekomen, en bleef lange tijd de godsdienst van armen en eenvoudigen. Volgens de legende werd ook Mithra in een grot geboren en brachten de herders het kind allerhande gaven. Zoals de christen geloofde de volgeling van Mithra in de ondergang van de wereld, de verrijzenis, het oordeel, het eeuwig leven in de duisternis der hel of in de lichtende klaarte van een hemel die zich zevensferig boven de aarde koepelt… Zoals Christus werd Mithra beschouwd als de middelaar tussen God en de mens, en maakte hij deel uit van een drie-een-heid. Om de mensheid te redden had Mithra de stier geofferd; Christus had zichzelf gegeven als het voorafgebeelde paaslam. God, en hoe weinig wisten zij er dan nog van! Al hun praten was louter gissen.”  (190/1)
Als Alexander Julianus heeft gedood, komen de twijfels boven: was het nu wel zo heldhaftig en goddelijk om de keizer te doden? Is God hier nu tevreden mee? En Alexander schrijft:
God zweeg. Ik had beter de stenen kunnen bidden brood te worden. God, mijn God, tot U ontwaak ik bij het morgenlicht! Hoe ijdel klonken de vertrouwende woorden van David in dit tragisch uur. God wilde mij niet helpen. En de mensen kónden het niet. Wat ik nu neerschrijf zal velen wellicht doen huiveren van afschuw, en ik weet niet of mij de zware zonde ooit zal worden vergeven. Maar in mijn radeloos verdriet wendde ik mij tot het enige schepsel dat nog de macht bezat mijn wanhoopsgebed te verhoren: de gevallen engel, die men duivel noemt.” (pg. 231/2)
 Als zijn heidense vader sterft, wil Alexander hem troosten, maar ontdekt dat zijn vader zelf troost vindt in zijn idealen en deugden. Volgens vader is de grondslag van het christendom de macht om te heersen.
ik zie niet het onderscheid tussen een katholiek of ariaans priester en de heiden die aan de goden offert. Ook zij streven naar macht en geld; ook zij jagen goedbetaalde baantjes na. Alles herbegint van voren af aan. En wat de mensheid betreft, is er niets nieuws onder de zon.” (Pg 297)
Als zijn broer, zijn zelfbewust broer ook blijkt te geloven, is Alexander verbaasd. Hij vraagt zich af waarom een intelligent mens als Angelo zou willen geloven. Hij antwoord:
“Ik heb opgehouden met zoeken,’ ging hij rustig verder. ‘Ik geloof. En vraag mij niet waaróm ik geloof; want ik wet het niet. Augustinus zegt dat God Zijn genade schenkt aan wie Hij wil, zonder verdienste van onzentwege. Ook dát is mij een mysterie. En ook daarin geloof ik. Zoals jij, Alexander.”
Als Alexander kort hierop bij de beroemde bisschop van Milaan, Ambrosius, op gesprek komt, geeft deze hem een onverwacht antwoord op de vraag naar de bestemming van zijn vader. In hoeverre deze uitspraak inlegkunde genoemd kan worden, laat ik aan de lezer over. Maar Ambrosius zegt:
wij zijn vertegenwoordigers van Gods genade, niet van zijn gramschap. Treur niet om je vader, Alexander. Hij heeft Gods licht niet herkend, maar hij was geen zondaar.” (Pg 305)
Bij deze zelfde bisschop komt hij in contact met de jonge Aurelius Augustinus, de grote twijfelaar en zoeker naar de waarheid. Volgens Alexander is hij
bezeten door de hoop op een mirakel, het verlangen door God te worden uitverkoren tot een geweldige tak. En het martelde hem tot in zijn lichaam dat hij niet eens het geloof bezat van een simpele catechumeen. Augustinus was een twijfelaar, iemand die zoekend vindt en dna niet gelooft in wat hij gevonden heeft, het terzijde werpt, er opnieuw naar hunkert, er in radeloosheid om huilt, doch voelt hoe hij er steeds verder van wegglijdt.” (pg 325).  
Als er een opstand uitbreekt in Milaan, waarbij de overheid tegen de kerk in opstand komt, verschuilen de christenen zich in de kerk bij Ambrosius. Er moet een keuze gemaakt worden: bij God horen dus ook bij Ambrosius, of bij de seculiere overheid je toevlucht zoeken. Hier krijgen we een scherpe aanval op de theologie, alsof het haarkloverijen zijn. In feite is dit wel vaak het geval geweest, vrees ik, maar voor Alexander blijkt het een besef binnen te brengen:
de keuze was voor mij minder eenvoudig dan hij dacht. Hoe kon ik mijn hele carrière … offeren aan een theologisch geschil? Want op dat ogenblik was ik er lang niet meer zo zeker van dat uitsluitend in de geloofsbelijdenis van Nicea de alleenzaligmakende waarheid lag vervat. Raakte men aan de beide kanten van de barricade niet verward in gissingen? …  
Dan blijkt zijn geloof in God meer verbonden met de man Ambrosius:
zij vergaten voor een kort ogenblik hun geschil, verenigd door het geloof in dezelfde God Wiens kracht zich in Zijn dienaar Ambrosius had geopenbaard.” (p 336).
De epiloog van het boek is prachtig qua stijl en inhoud. Maar tegelijkertijd weerspiegelt het precies de visie op geloof en God die de tweede helft van de 20e eeuw zal kenmerken: God heeft geen recht om mensen naar de hel te sturen. Hij is goed en zal alle mensen een toekomst geven die zij nodig hebben.

“God is genade, of Hij zou gen God zijn. Al het andere blijft een ondoorgrondelijk geheim dat pas na de dood zal worden opgeklaard. Want achter de begrensde horizon van dit aards bestaan ligt een anere wereld waarin zien en kennen tezamen zullen vloeien tot een nieuwe bewustwording: zijn in God. Daartoe werden wij geschapen en hebben wij als mens op deze wereld geleefd. 

maandag 16 maart 2015

Luistert God wel?

"En toen zij de lofzang gezongen hadden..." Hoe snel lees je voorbij aan deze woorden uit het lijdensevangelie. Bij mij komt de vraag naar boven: "Hoe heeft Jezus dit gezongen, wetend wat er komen ging."  Eerst een korte situatieschets.

Tijdens een joodse sedermaaltijd, ongeveer 2000 jaar geleden, stelde Jezus zijn leven ter beschikking voor zijn vrienden. Hij hief als de gastheer de beker van de dankzegging op en zei: "Dit is de beker van de verlossing." Daar bleef het echter niet bij, toen Jezus zei: "Drinkt allen daaruit, want dit is mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden." Dit is één van de vele betekenissen die Jezus naar voren haalt uit de bekende Pesachmaaltijd. Meer hierover lees je hier.

De liederen die na deze maaltijd gezongen worden, zijn de psalmen 113-118. Het zijn stuk voor stuk bevrijdingsliederen waarin God gedankt wordt voor de bevrijding uit Egypte. Maar het krijgt een diepere betekenis als je bedenkt dat de Heere Jezus deze gezongen heeft, vlak voor zijn kruisdood. In zijn laatste nacht heeft Hij dit meegezongen:
"Ik heb de HEERE lief, 
want Hij hoort mijn stem, mijn smeekbeden. 
Want Hij neigt Zijn oor tot mij, 
daarom zal ik Hem al mijn dagen aanroepen. 
Banden van de dood hadden mij omvangen, 
angsten van het graf hadden mij getroffen, 
Ik ondervond benauwdheid en verdriet.
Maar ik riep de Naam van de HEERE aan:
'Och HEERE, bevrijd mijn ziel."
(Psalm 116:1-3)

of wat denk je van deze woorden
"Kostbaar is in de ogen van de HEERE 
de dood van Zijn gunstelingen.
Och HEERE, voorzeker, ik ben Uw dienaar,
ik ben Uw dienaar, een zoon van Uw dienares;
U hebt mijn boeien losgemaakt."

God hecht grote waarde aan het leven van zijn kinderen. Juist ook het leven van zijn geliefde zoon, zijn dienaar, die Zijn wil doet. En wie denkt niet aan Maria, de dienares van mijn Heere.  Wie kan met meer reden deze liederen zingen, dan Hij die ons redt, Jezus!




Waarom doet God niets (meer)?

Waarom doet God niets (meer)? Regelmatig hoor je mensen dit verzuchten. Voor velen is God de grote afwezige en met name in tijden van lijden en pijn. We hopen op z’n minst dat Hij ingrijpt. De  God die de wereld geschapen heeft, kan zich toch niet afzijdig houden? Het antwoord op deze vraag is tamelijk eenvoudig: God heeft alles al gedaan. En dat vieren we met het feest van Goede Vrijdag en Pasen.

God redt meteen goed.
Met goede vrijdag vieren we dat Jezus het probleem van het lijden in de kern aanpakt. Als Hij aan het kruis sterft, draagt Jezus als een slachtoffer het grote probleem van onze wereld. Ik bedoel dit: wij mensen zijn in een bepaald opzicht verslaafd - gebonden aan zonde. Met zonde wordt alle oneerlijkheid en onrecht, oneer en onreinheid bedoeld. Maar ook alle kwaadheid en eenzaamheid, haat en smaad, opstand en ergernis  waaraan mensen lijden of elkaar pijn doen. Aan al deze slechte gewoonten zijn we gebonden als slaven. Van deze slavernij bevrijdt Jezus.
Goede Vrijdag en Pasen
Vandaar dat de vrijdag waarop christenen dit vieren, een Goede Vrijdag wordt genoemd. Op die dag heeft God in één keer alles gedaan. Niet de gevolgen van het kwaad, maar het kwaad zelf is aangepakt en overwonnen aan het kruis. Jezus heeft met zijn lijden voor de hele wereld verzoening met God bewerkt – als mens draagt hij de straf die de mensheid verdient. Als God is hij trouw aan zijn eigen belofte om te redden.
Goede vrijdag zou niet goed zijn geweest als het met de dood eindigt. Na drie donkere dagen stond Jezus op uit de dood. Hij blijkt sterker dan de dood en het graf en staat op. Voor christenen is dit het grootste feest. Dat Jezus is opgestaan geeft ons hoop voor de toekomst, perspectief over de dood heen.
Wilt u ook meevieren?

Wilt u meer weten over dit geweldige feest? Bezoek dan één van de vele kerkdiensten rond Goede Vrijdag en Pasen. Ook kunnen wij u een eenvoudige cursus aanbieden, eventueel bij u in de buurt. 

donderdag 5 maart 2015

Is het koninkrijk van God al gekomen?



Met veel genoegen heb ik het boek van Tom Wright gelezen “Hoe God Koning werd.” In dit boek beschrijft Wright hoe de regering en besturing van Gods volk in het Oude Testament vergroot, geëxtrapoleerd wordt. Jezus’ kruis en opstanding, maar zeker ook zijn leven zijn de bedding van het Koninkrijk van God wereldwijd. God is niet langer alleen in Israël koning, maar bij iedereen ter wereld die door het kruis en de opstanding deel krijgt aan Zijn regering!  In dit artikel wil ik de vraag beantwoorden of Gods koninkrijk nu al gekomen is, of nog te verwachten is.

Laten we eerst eens kijken naar enkele daden van God in Israël. Israël wordt in Psalm 78 opgeroepen Gods grote daden te herinneren. De grote daden waar over gesproken worden zijn onder meer de  wonderen rond de uittocht uit Egypte, de doortocht door de woestijn en de gave van het beloofde land (wordt in Ex en Num. beschreven). God is hierbij reddend, verzorgend en besturend aanwezig in zijn volk. Als de profeten en de psalmen oproepen om Gods daden niet te vergeten, wordt dus steeds teruggegrepen op de wonderen uit de Torah, het boek bij uitstek waarin God zich openbaart aan Israël. Ik volsta enkel met het noemen van de profeten.

De reddende, verzorgende en besturende wonderen komen tot uitdrukking in diverse verhalen. Denk bij de reddende wonderen aan God die de natuurrampen over Egypte bracht en de duivelse macht van de vijand breekt. Een van de verzorgende wonderen is het water uit de rots, het dagelijkse manna en het vlees van de vogels die tussen de tenten neerstrijken. Tenslotte bestuurt God zijn volk in Israël door de priesters die de wetten van God uitleggen aan het volk. Hiermee wordt Gods bestuur zichtbaar over zijn volk. Gods regering in de hemel, wordt zichtbaar op de aarde.

Wanneer Jezus optreedt in datzelfde beloofde land, gaat Hij op dezelfde manier te werk als God in het Oude Testament.  Zijn reddende handelen wordt niet alleen zichtbaar als Hij mensen geneest van allerlei kwalen, maar zelfs de duivelse machten het zwijgen oplegt. Jezus doet zijn naam eer aan: Hij die redt. Jezus’ verzorgende handelen wordt goed zichtbaar in de wonderbaarlijke voeding van duizenden mensen. Toch ligt het uiteindelijke  doel niet bij de aardse voedselvoorziening (Jezus is geen bakker geworden). Jezus noemt zichzelf het Levende Brood en het Levende Water. Zijn kruis en opstanding geeft ons alles wat nodig is voor het leven in Gods Koninkrijk op aarde. Tenslotte is zijn bestuur over de wereld niet gelegen in het volgen van wetten, maar het vernieuwen van mensen. Ons hart wordt door Hem vernieuwd. Hij bestuurt ons door zijn Geest. Zo kan Jezus zeggen in de bergrede: “Wees volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is.” Jezus legt ons geen regels op, maar bestuurt ons door zijn Geest. Daarom kunnen we zeggen: Jezus regeert ons door zijn Geest. “Die zal het uit Mij nemen en het u verkondigen (Jh.16:14).

De vraag uit het begin van het artikel ´Is het koninkrijk van God gekomen?´ kunnen we nu zeker beantwoorden. Toen Johannes de Doper sprak ´Het koninkrijk is nabij gekomen…` en ook Jezus deze uitspraken deed, verwezen zij niet naar een periode die nu nog te verwachten is, maar de komst die door Jezus leven, kruis en opstanding werkelijkheid geworden is. Eén belangrijk aspect is de vorming van Jezus´ gemeente wereldwijd. Overal ter wereld wordt Gods koninkrijk zichtbaar in de veranderde levens van christenen. Een bijkomend punt is wel dat het met veel lijden gepaard gaat, een voltooid koninkrijk is het zeker niet. Daarom gaat de vorming van het koninkrijk door totdat Hij komt.

 Gods koninkrijk is gekomen… en het blijft komen en het zal komen in heerlijkheid!

woensdag 28 januari 2015

Wie, als een kind, het geschenk van God aanvaardt, wordt door God als Zijn kind aanvaard!


 
December, de feestmaand bij uitstek. Velen van ons hebben 5 december Sinterklaasfeest gevierd. Heel veel cadeaus zijn aangeschaft en aanvaard. Maar, tot mijn grote verbazing, zijn niet alle mensen blij met hun cadeau! Vorige week keek ik met mijn kinderen naar het jeugdjournaal. Het ging over ruilen van cadeaus, ik lees een artikel:
Websites waar spullen kunnen worden geruild of verkocht, hadden het vorige week megadruk met ongewenste cadeautjes. Vooral op zondag was het raak. Veel mensen probeerden gekregen spullen te verkopen of te ruilen. Er worden veel meer nieuwe spelcomputers, spelletjes, boeken, cd's en dvd's aangeboden dan op andere dagen. Op Ruilen.nl werd worden normaal op een dag 100 tot 200 artikelen aangeboden. Vorige week waren dat er 1000-2000 per dag. Marktplaats kende ook een hoger aanbod dat normaal. Worden er normaal 350.000 pakjes aangeboden, nu zijn dat er 500.000.
Gelukkig werd op de stelling `Het is onbeschoft om een cadeau te ruilen´ door 75% van de kinderen positief gereageerd. Kinderen vinden het onfatsoenlijk dat je een gekregen cadeau weer verruild.
 
Hoe zou het komen dat er zoveel cadeaus weggeven worden? Zou het ontevredenheid zijn of zijn we teveel verwend in onze maatschappij? Wij mensen in het rijke westen zijn hunkerend op zoek naar het mooie, het goede, het echte, maar ook naar meer.  En zolang we het ons kunnen veroorloven, lukt dat aardig. Je zou verwachten dat wij allemaal ook heel gelukkig zijn met al deze welvaart. Maar het tegendeel blijkt waar, zoals ik ook in een boek van de Vlaamse psychiater Paul Verhaeghen las: “Nooit had de mens het zo goed; nooit voelde hij zich zo slecht.” (2012:112). Veel mensen leven in december in een roes, waar ze pas half januari uitkomen. Cadeaus, lichtjes, voeding en drank verdoven ons een poosje, tot we half januari op blue Monday wakker worden. We zijn nog hetzelfde als vorig jaar. Kerst heeft ons dan niet gebracht wat we hoopten!
Waar komt dit onrust, die ontevredenheid vandaan. Die drang naar meer en beter? Veel mensen geven toe dat ze een leegte ervaren in hun diepste innerlijk. En we proberen die leegte steeds proberen te vullen. We proberen dat met cadeaus, met sport, met hobby’s. Of we zoeken in harmonie te komen met onszelf via yoga. Volgens  de Bijbel zit deze onrust in ons omdat we bij God zijn weggegaan. We wilden niet langer zijn kind meer, maar staan op onszelf. Niet langer onder verantwoording van God, maar willen vrij leven. Is dit niet wat de zondeval genoemd wordt. We verlangen wel, maar weten niet wat.
Voor ons werkelijke geluk hebben we een kerstgeschenk nodig dat wel voldoet aan ons diepste verlangen!
Wie als een kind het geschenk van God aanvaardt,
wordt door God als zijn kind aanvaard.
Dit brengt ons twee vragen
1) wat is het geschenk
2) wat doen we met dit geschenk?  
Ik lees met u het Evangelie van Johannes, dat  miljoenen levens veranderd heeft. Mensen herkennen in dit evangelie hun persoonlijke leven. En dat is niet vreemd. Het begint heel wonderlijk:
“in het begin was het Woord. En het woord was bij God en het Woord was God. In dit Woord was het leven en het leven is het licht van de mensen.” Dit evangelie begint met het geheim van de schepping. Door een woord maakte God alles! Door een woord werd het licht gemaakt. Door een woord kwam het leven tot stand. En dit woord is mens geworden en heeft onder ons gewoond.”
 
Het geschenk van kerst is geen idee, geen wiskundige formule die alleen door slimme koppen uit te rekenen is . Het geschenk van kerst is geen ingewikkelde code die alleen voor ingewijden bestemd is. Het is geen eindejaar loterij, waar slechts weinigen van profiteren. Het geschenk van Kerst is een kind, de Zoon van God. Bij Kerst ontvangen wij de Zoon van God. God stuurt zijn Zoon. Zijn evenbeeld. Hij die met zijn vader de Wereld gemaakt heeft. Hij die het licht gemaakt heeft. Wat een geschenk: de vader stuurt zijn zoon op missie naar de aarde. Wat bedoelen we hiermee?  We hebben in de krijgsmacht diverse missies achter de rug. Is er ergens oorlog, of zijn er rampen gebeurd, dan sturen we een missie erop af, die de problemen gaat verhelpen. Deze missie brengt stabiliteit en rust, gaat het probleem zoeken op te lossen. Menselijke missies mislukken echter wel eens. Maar de missie van Jezus, de zoon van God is niet mislukt. Tijdens zijn leven op aarde heeft Hij veel wonderen verricht:
  • Van water maakt hij wijn.
  • Een blinde liet Hij weer zien
  • en een dove liet hij horen.
  • Doden wekte hij op.
De bedoeling van deze wonderen is dat mensen zouden zeggen: Kijk, dit is God! Op Hem kunnen we vertrouwen. Jezus deed het! Hij is God en Mens tegelijk. Wie Hém kent, kent de Vader. Zegt u het Johannes na: "Het woord is Vlees geworden en wij hebben zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid van de zoon van de vader.”  Hét grote geschenk van God aan de wereld is zijn zoon Jezus Christus.
                Hij die de mensen gemaakt heeft, wordt zelf mens.
                Hij die de sterke God wordt genoemd, wordt een zwak kind.
                Hij die Het licht van de wereld is, komt in een duistere wereld.
Hij kwam uit de hoge hemel / hij de koning van het heelal. / Heel eenvoudig was zijn woning / en zijn wieg stond in een stal./ en in al zijn kinderjaren / is Hij opgegroeid als wij. / Hij was klein en zwak en hulpeloos, / soms verdrietig, dan weer blij.
 
Wat doet u met dit geschenk?
Negeren
Laten we eens lezen wat Johannes, de discipel van Jezus hiervan zegt? De tekst die in uw programma staat, vertelt in aangrijpend woorden wat er met dit geschenk in de regel gebeurt. “Hij is gekomen tot de wereld, en de wereld is door hem ontstaan en de wereld heeft hem niet gekend.” Is dit niet aangrijpend? De schepper komt naar zijn wereld, een verloren wereld, waarin we met zijn allen verlangen naar geluk. Een wereld waar mensen op zoek zijn naar een goede vader die voor hen zorgt. En dan dit… de wereld heeft hem niet gekend. Deze verloren wereld waar u en ik in leven, wijzen het mooiste cadeau af. Deze verloren wereld wijst het cadeau af, waar ze feitelijk al jaren op zitten te wachten?  Denk nog even terug aan  de website www.ruilen.nl . Mensen zien             de waarde niet in en bieden hun cadeau meteen weet te koop aan.  
Afwijzen
 
                Meteen daarop schrijft Johannes dat veel mensen van zijn eigen volk , de joden, hem niet aanvaard hebben. “Hij is gekomen tot het zijne tot zijn eigen volk, maar zijn eigen mensen hebben hem niet aangenomen.”  Juist voor de mensen in Jezus eigen tijd was het lastig in hem te geloven. Het beeld dat zij hadden van de redder van hun volk Israël paste niet bij wat ze bij Jezus zagen.  Zij verworpen hem als hun redder. Aangrijpend. Zo dicht bij de het kerstgeschenk, en dan toch geen interesse.
Aannemen
                Gelukkig lezen we in het volgende vers over een positieve reactie op dit geschenk: “Maar zovelen hem aangenomen hebben, hun heeft hij macht gegeven kinderen  van God te worden, namelijk die in zijn naam geloven.” Wat een ongekende derde mogelijkheid!
Wie als een kind het geschenk van God aanvaard
Wordt door God als zijn kind aanvaard.
 
Als een kind…
Eenvoudig, zonder twijfel aanvaarden wat God over zijn Zoon zegt.
Eenvoudig als een kind, geloven dat dit hét middel is om gered te worden.
Erkennen en aanvaarden…
Erkennen dat wij de leegte in onszelf niet kunnen opvullen.
Erkennen dat Gods geschenk dit alleen kan!
Aanvaarding dat mijn leven zonder uitzicht is op blijvende vreugde.
Aanvaarding dat het enige geschenk dat de leegte opvult, Gods Zoon is.
Deze aanvaarding maakt dat wij weer ‘kind van God kunnen worden’
 
Met drie voorbeelden laat ik u zien wat Johannes bedoeld met ‘aanvaarden van Gods geschenk’.
Graag wil ik het volgende citeren van C.S. Lewis, de maker van de “het land achter de kleerkast” . Hij leefde jarenlang zonder God en kon zich niet voorstellen dat er een goede God bestond. Maar door gesprekken met christelijke vrienden werd hij – door vreugde verrast – gaf hij zich aan God over.
 "Ik werd me ervan bewust dat ik iets op een afstand hield, iets buitensloot. Ik voelde dat God me de keuze liet. hoewel het niet echt mogelijk scheen een andere keuze te doen. Op deze avond erkende ik God als God en knielde neer en bad.  . Ik denk dat ik toen de onwilligste en neerslachtigste bekeerling was van heel Engeland."
Lewis aanvaardde, erkende dat Hij zonder deze God hulpeloos bleef.
 
Graag laat ik u nog een voorbeeld horen. Het is van de beroemde kerkvader Augustinus, die erkent dat hij vrede moet sluiten met God. Hij was onrustig, vreselijk onrustig en las toen in zijn Bijbel:  
"Verder lezen wilde ik niet en was ook niet nodig. Opeens, aan het eind van deze zin, stroomde er zoiets als een licht van zekerheid mijn hart binnen en alle duistere twijfels vluchtten weg. Nu was mijn geest vrij van die knagende zorgen van ambitie en geld, van mijn lastige lusten. Ik sprak nu in vriendschap met u, mijn licht, mijn rijkdom en mijn heil. Heer, mijn God"
 
Een derde voorbeeld, uit mijn eigen leven. Jarenlang was ik op zoek naar God. In deze zoektocht werd mij één ding heel duidelijk. Het gaat om het geschenk van God Zijn Zoon! Op een avond raakte ik hiervan zo overtuigd dat ik alleen bij God werkelijk vrede en troost zou ervaren, dat ik het uitgesproken heb, eenvoudig, als een kind: “Heere Jezus, ik wordt niet gelukkig zonder U. Ik kan niet leven zonder kind van God te worden. Wilt U mij bij uw Vader brengen?” Toen heb ik ervaren wat in Johannes 1 staat:
 “En zovelen hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn naam geloven. ”
Weet dat het de beste keuze is dit God u geeft.  Dan hebt u het grootste geschenk van de wereld in huis. Dan geen blauwe maandag, maar een eeuwig leven!  
 
Wie als een kind het geschenk van God aanvaardt, wordt door God als zijn kind aanvaard.